Twench/Swadesh list

< Twench
Revision as of 03:10, 2 August 2022 by Shariifka (talk | contribs)

Abbreviations:

  • irr. = irregular (conjugation cannot be predicted from principal parts)
  • pl. = plural
  • pol. = polite
  • arch. = archaic
No. English Twench
1Ijou
2you (singular)woes; os (pol.); tu (arch.)
3heel
4wenoes; noezeuts
5you (plural)woezeuts; os (pol.)
6theyels; elzeuts
7thissest
8thatsel
9heresij
10therela
11whokij
12whatkei
13whereond
14whenkwand
15howkomment
16notpas
17alltoot
18manymolts (pl.)
19somealkuuns (pl.)
20fewpeuk(e)
21otheralter
22oneuun
23twodous
24threetreis
25fourkwatter
26fivesink
27biggrand(e)
28longlong(e)
29widelaargh(e)
30thickgros(se)
31heavyloord(e)
32smallpetit(te)
33shortkoort(e)
34narrowstrecht(e)
35thinmagher(e)
36womanvemme
37man (adult male)omme
38man (human being)humaan
39childenfaant
40wifevemme; spouze
41husbandomme; spous (spouzes)
42mothermaar
43fatherpaar
44animalanimaal
45fishpeisoun
46birdeusiel
47dogkaan
48lousepeughel
49snakezerpeint
50wormwerm
51treearber
52forestbos
53stickbastoun
54fruitfrucht
55seedzemens
56leafvoel
57rootreisijn
58barkskoers
59flowerflour
60grassgheerb
61ropekoerd
62skinpiel
63meatkarn
64bloodzang
65boneoes
66fat (noun)gras
67eggoew
68hornkoorn
69tailkood
70featherpluum
71hair kapel
72headtiest
73earoreghel
74eyeoeghel
75nosenaas (nazes)
76mouthbok
77toothdeint
78tongueleng
79fingernailongel
80footpied
81leggam
82kneeghenoghel
83handmaan
84wingaal
85bellyweinter
86gutsentreils
87neckkol
88backdos
89breastzeen
90heartkoer
91livervikaat
92drinkbewer, beew, bewui, beewt
93eatmandjaar, mandj, mandjaai, mandjaat
94bitemoerder, moerd, moersui, moerst
95suckzukaar, zuuk, zukaai, zukaat
96spitsputaar, spuut, sputaai, sputaat
97vomitwomijr, womis, womij, womijt
98blowzoffelaar, zoffel, zoffelaai, zoffelaat
99breatherespiraar, respijr, respiraai, respiraat
100laughrider, rijd, risui, rijst
101seeweder, weed, wisui, wijst
102hearoghijr, oogh, oghij, oghijt
103knowzaper, zaap, zapui, zaapt
104thinkpeinzaar, peins, peinzaai, peinzaat
105smelloeler, oel, oelui, oelt
106fearkriemer, kriem, kriemui, kriemt
107sleepdoermijr, doerm, doermij, doermijt
108livewiwer, wijw, wiwui, wijwt
109diemoerijr, moer, moerij, moerijt
110killtutaar, tuut, tutaai, tutaat
111fightluchtaar, lucht, luchtaai, luchtaat
112huntkassaar, kas, kassaai, kassaat
113hitbatter, bat, battui, battet
114cutkoelpaar, koelp, koelpaai, koelpaat
115splitveinder, veind, veindui, veindet
116stabpuinder, puin, puinui, puint
117scratchgrattaar, grat, grattaai, grattaat
118digkawaar, kaaw, kawaai, kawaat
119swimnotaar, noot, notaai, notaat
120flywoelaar, woel, woelaai, woelaat
121walkkamminaar, kammijn, kamminaai, kamminaat
122comewienijr, wien, wienij, wienijt
123liejaser, jaas, jasui, jaast
124sitsieder, sied, siedui, siedet
125standstaar, staai, stetui, staat
126turntornaar, torn, tornaai, tornaat
127fallkader, kaad, kasui, kaast
128givedonaar, doon, donaai, donaat
129holdtiener, tien, tienui, tient
130squeezepriesaar, pries, priesaai, priesaat
131rubfrekaar, freek, frekaai, frekaat
132washlawaar, laaw, lawaai, lawaat
133wipeessukaar, essuuk, essukaai, essukaat
134pulltiraar, tijr, tiraai, tiraat
135pushpolsaar, pols, polsaai, polsaat
136throwjachtaar, jacht, jachtaai, jachtaat
137tieleghaar, leegh, leghaai, leghaat
138sewkouzer, kous, kouzui, koust
139countkoentaar, koent, koentaai, koentaat
140saydijr, dijs, disui, dicht
141singkantaar, kant, kantaai, kantaat
142playjoekaar, joek, joekaai, joekaat